De eerste helft van de herfst keek ik omhoog. Ik keek omhoog en zag de rijkdom aan kleurschakeringen in de bomen. Van diepgroen transformeerden de bomen naar warmgeel, lichtbruin, dieprood, gloeiend oranje. De laagstaande zon gaf de kleuren nog meer dynamiek. Ik keek, ik rook, ik keek en ik voelde hoe de herfst mijn liefde zoals ieder jaar langzaam maar zeker veroverde en betoverde. Ik wilde haar hebben, ik wilde haar schilderen en fotograferen en heel soms, heel soms lukte het me iets van haar schoonheid te vangen.
In het deel van de herfst waar we nu zijn, kijk ik naar de grond. De meeste bladeren zijn gevallen en liggen op de grond om straks langzaam maar zeker weg te rotten om zo weer nieuw leven nieuwe kansen te geven. Ik kijk naar de grond en waar ik eerst naar de kleuren keek, kijk ik nu naar de vorm. Ieder blad heeft zijn eigen vorm. Er zijn grote en kleine bladeren, dunne, dikke, hoekige, ronde, hartvormige, gevlekte, effen, gekreukt en glad, vol gaten of helemaal gaaf. Ik vind ze leuk die blaadjes. Grappig ook.
Ik kijk naar de blaadjes en bedenk me wat ze ook zouden kunnen zijn. Ik kijk en kijk en dan ga ik ze zien! De bladvisjes. Ze zwemmen voor mijn voeten, speels, vrolijk, grappig. Soms als minimonsters, maar van die grappige die ik ook in ‘monsters en co’ tegen zou kunnen komen. Ik maak foto’s en ga naar huis. Ik pak mijn boek en al snel komen ze tevoorschijn. De bladvissen en diepzeekruipers en af en toe een blinsect.
Geef een reactie