‘ Met haar bijna levensechte, vervreemdende sculpturen onderzoekt Piccinini of het mogelijk is om mens, natuur en technologie in harmonie te laten bestaan. Haar sprookjesachtige wezens ontroeren en roepen empathie op voor ‘het andere’. Piccinini maakt met haar kunst een voorstelling van een mogelijke gedeelde toekomst en stelt vragen als: wat betekent het om mens te zijn? (Beschrijving Kunsthal)
Een paar jaar geleden zag ik bij een andere tentoonstelling in de Kunsthal voor het eerst werk van Patricia Piccinini. Het raakte me direct. Haar enigszins vervreemdende figuren fascineerden me mateloos. Deze keer was de hele ruimte gevuld met haar werk. Samen met de Regenboogprins dwaalde ik langs de wezens die soms wat monsterlijk oogden, maar me vervolgens direct ontwapenden doordat ze jongen, of babies bij zich hadden, of doordat ze elkaar vriendschappelijk en liefdevol omhelsden. ‘Ik heb lief!’ Het leek alsof ieder beeld afzonderlijk dat aan me vertelde. ‘Ik heb lief, en jij?’ Bij een beeld van een jongetje met enorme klauwen die hij vriendschappelijk om een peuter heen had geslagen stond een Pauw. Piccinini zei daarover dat dieren vaak helemaal niet praktisch eruit zagen. De prachtige staart van een Pauw kan overal tussenkomen. Toch pronkt het dier ermee als geen ander. ‘Waarom moet de mens er dan zo praktisch mogelijk uitzien?’ Zo vraagt de kunstenares zich af. Haar creaties zijn inderdaad vaak niet zo praktisch. Misschien is dat het ook wel wat me raakt. Figuren die verre van perfect zijn, grote koppen, kromme benen, behaarde lijven, ze zijn allemaal aanwezig op de tentoonstelling.