Dat deze blog bovenstaande titel moest hebben, wist ik zeker. Ik kwam de term tegen in het boek ‘Oud zeer’ van Bram Bakker, die het weer had gehoord van het advocatenechtpaar Knoops. Een inspirerende term. Ik kom er aan het einde van deze blog op terug.
Mijn profiel is die van de inspirator.
Ik inspireer, maar ik ontwikkel mezelf ook door geïnspireerd te worden. Afgelopen jaren waren op zijn minst paradoxaal. Er was inspiratie en er waren ook processen die me uitputten. En dan waren er ook nog de andere grote vragen waar ik helemaal geen tijd voor had om me in te verdiepen, maar die me wel veel zorgen baarden. Ik leefde vaak tussen vrees en hoop, tussen frustratie en missie. Ik deed mijn best iets te betekenen, maar vaak lukte dat helemaal niet, juist bij zaken die ik zo van belang vond. Door de zorg voor mijn pleegzoon kwam ik in de wereld van Jeugdzorg terecht. Een weerbarstige wereld aan alle kanten. Ik ben ongelofelijk dankbaar voor de mensen van Carehouse die al zoveel jaar echt klaar staan voor onze telg. Met name de mensen die met ons samenwerkten en de hele context om onze pleegzoon heen meenamen heb ik gewaardeerd, zoals de therapeute die met iedereen belde en een levensverhaal voor hem schreef dat we via EMDR voor hem mochten voorlezen. Carehouse en de therapeute zijn voorbeelden van organisaties en mensen die zorgvuldig en humaan werken. Deze dingen wil ik echt genoemd hebben voordat ik bij het deel wat ik verfoeid heb kom.
Wat ik niet waardeerde? Als we de zoveelste (zelfde) vragenlijst kregen terwijl een organisatie ondertussen drie keer failliet was gegaan en de volgende begeleider weer helemaal opnieuw begon. Of als ik, in de tijd dat de zus van mijn pleegzoon het erg moeilijk had en van instelling naar instelling verhuisde, iedere keer zelf moest bellen naar de groepsleiding om aan te geven dat we er voor haar waren en dat het enige argument waardoor mensen dan een beetje in beweging kwamen, het noemen van haar broertje was. Natuurlijk moet een instelling een contact checken als dat geen familie is, maar bij ons gaf de voogd altijd onze namen door als betrouwbaar netwerk.
Ons bezoek werd uiteraard gewaardeerd, maar van echte samenwerking was geen sprake. Het had voor mij al geholpen als mensen me hadden uitgelegd wat ze probeerden te doen. Als het meisje weer ergens weg ging zeiden de groepsleiders tegen haar dat ze wekelijks in de vergadering op de agenda stond. Eigenlijk is dat een uiting van zorg en vriendelijkheid, ‘we hebben ons best voor je gedaan’. En het is ook pijnlijk dat je wekelijks op een agenda staat, maar dat het alleen maar slechter met je gaat. Voor mij was die tijd echt een tijd van wanhoop en frustratie. Ik ben nog iedere dag dankbaar voor de mensen die zij tegenkwam via een crisiscentrum en waar ze nu al bijna een jaar woont. ‘Eindelijk normale, maar ook nog eens heel erg deskundige mensen’ dacht ik en ik weet dat ik daarmee veel inzet geen recht doe, maar toch voelt het zo.
Ondertussen kwam er een andere beweging op gang
Zowel online als in reallife kwam er ondertussen iets in beweging. Via een onderzoek op mijn werk kwam ik in contact met een aantal moeders van (tijdelijk) uithuisgeplaatste kinderen en later ook met een aantal vaders. Ik ontmoette ook volwassen mensen die opgegroeid waren in een pleeggezin, als pleegzoon of dochter, of als biologisch kind. Mensen die een verhaal te vertellen hadden en een missie. De ouders wilden meewerken aan het versterken van de samenwerking tussen ouders en pleegouders. De kinderen wilden iets betekenen voor andere kinderen die in dezelfde situatie waren opgegroeid. Of ze wilden iets betekenen voor jeugdzorg. Ze zochten een andere benadering, niet langer de probleemgerichte afstandelijke benadering, maar de opbouwende hoopgevende menselijke dichtbije benadering. Ze gingen mee naar trainingen, zochten de publiciteit, schreven boeken, brachten via creatief ontwerp gesprek op gang. Ik noem hun namen hier graag, als je geïnteresseerd bent, kun je ze via social media zo vinden: Truusje van Zanten, Miranda Kempenk, Coby de Vreugd, Marlene Venant, Lily Monori van Dijken, Eva Schweizer, Lyona Rose, Marlin Wildeboer en mijn ook pleegmoeder vriendin Bea Jongsma.
De beweging is veel groter en er zijn ook grotere namen aan dit proces verbonden, maar die ken je zelf waarschijnlijk al. Ik noem deze mensen omdat ik hen heb ontmoet en heb gezien wat ze doen en ook bewerkstelligen. Ze laten me zien wat gelijkwaardig samenwerken inhoudt. Het is een emancipatorische beweging en het is wat mij betreft het begin van een meer hoopvolle jeugdhulpverlening en voor mij dus ook zeer inspirerend.
ervaringskennis
Doordat ook ik ervaringskennis begon op te bouwen raakte ik professioneel meer geïnteresseerd en betrokken in de wereld van pleegzorg en gezinshuizen. Ook daar ontmoette ik ongelofelijk inspirerende en deskundige mensen die goed in hun vel zaten en die alle winst wisten te vieren. Zij konden de systeemwereld waar jeugdzorg in vast zit op de een of andere manier zo inzetten dat het iets goeds opleverde. Of ze omzeilden die. Ik ontmoette daarnaast mensen die echt naar een nieuwe manier van werken wilden maar die er tegenaan liepen hoe hun werk was georganiseerd en niet goed wisten hoe ze hun tijd anders in moesten gaan delen. Ook organisaties moeten gaan veranderen. En ik ontmoette tenslottemensen die vast zaten, die het allemaal veel te veel was, die alleen maar dingen wilden doen die ze altijd al zo deden. Mensen die ik een supervisor gunde, of een andere baan. Dan wrong het bij mij. Als ik er niet in slaagde om mijn visie over te dragen of iemand door mijn duidelijke stellingname ook zijn eigen tegenovergestelde visie steviger werd, was ik echt verdrietig. Dan ging ik naar huis met de gedachte dat ik niet bij had kunnen dragen aan de gedachte om rust en kalmte te creëren voor kinderen die uit huis geplaatst werden, want dat lukt nou eenmaal het beste als alle neuzen dezelfde kant op staan van alle betrokkenen.
PTSS of PTGP
Maar wat heeft dit hele verhaal nu te maken met de titel? Ik kan naar mensen en organisaties kijken vanuit problemen, maar ik kan ook naar ze kijken vanuit potentie en hoop. Eigenlijk is het kijken vanuit hoop en geloof in verandering, precies datgene wat ik leerde van alle ervaringsdeskundigen om me heen. Dat betekent niet dat ze alleen maar aardige dingen zeggen hoor, juist niet. Ze zijn super direct, duidelijk en hartstikke kritisch en ze moeten soms dealen met hele harde en negatieve oordelen. Maar ze blijven altijd in contact en met oog voor de mens die ze tegenover zich hebben. Ze kennen het land van de pijn en schuwen het niet om daar met anderen in te wandelen. Ze hebben allemaal Post traumatic Grow Potential, en ik ook. Misschien moet iedere pleegouder, jeugdhulpverlener, manager, pleegzorgwerker, directeur, wethouder en iedereen die iets betekent binnen de jeugdzorg zichzelf zo gaan bekijken, dat zou nog eens hoopvol zijn.
Geef een reactie