Verknocht aan Utrecht, leefde ik al zo’n 30 jaar met een niet kloppende overtuiging. Namelijk dat ik, ondanks dat ik gek op de stad ben, ten diepste een natuurkind ben. Als ik met mensen over mijn jeugd sprak, vertelde ik standaard over de bossen van Ommen, waar ik als kind doorheen zwierf, op zoek naar uileballen, die ik dan uit elkaar ploos om de botjes van de opgegeten muisjes te vinden.
Een paar jaar geleden kwam de eerste barst in die overtuiging toen ik met lief en regenboogprins op een boscamping stond in mei, en we de hele dag de knagende kaakjes van 1000en kleine rupsjes hoorden. Groene rupsjes die uit de bomen kwamen met zijden draadjes en op mijn haar en in mijn nek landden. We ontmoetten daar ook de eerste meikevers, vreemde grote bruine torren die met massa’s tegen de lamp vlogen en dan op hun rug op de grond vielen en vervolgens meestal doodgingen. Toen wij een beetje verontwaardigd aan de boscamping eigenaar vertelden dat we die rupsjes niet zo leuk vonden, haalde hij zijn schouders op en zei ‘ het is een boscamping!’ Ik zag hem denken: ‘stelletje stadsmensen’.
Een maand geleden sneuvelde de overtuiging helemaal. Sinds juni vorig jaar zijn wij samen met mijn zus en zwager de trotse eigenaars van een chalet, in Giethmen, op een klein park omringd door bos, heide, heuvels, akkers en weilanden.
Een knus huisje met een flinke buitenplaats, vuurkachel en een schuurtje. De hele dag horen we vogels, eekhoorns springen van boom naar boom, muggen en andere insecten vliegen rond. Een ware natuurbeleving.
In het najaar gebeurde er iets wonderlijks in het schuurtje. De vliegenvanger die in de deur hing was totaal aan flarden gescheurd. Een beetje verbaasd keken lief en ik elkaar aan. Wat was er gebeurd? Lief dacht dat het misschien een eekhoorn was geweest. Ook ontdekten we dat onze waxinelichtjes iedere x als wij weg waren geweest, opgegeten waren. Wie had dat gedaan? De lichtjes waren we snel achter, het bleken meesjes te zijn, die het wax pikten.Het schuurtje bleef echter een raadsel.
Tot dus een maand geleden, toen ik besloot het schuurtje van onder tot boven schoon te maken en uit te vinden welke ‘vogelspin’ of ander groot insect het schuurtje met alle kussens daarin aan het opeten was. Kussen voor kussen trok ik van de kast en al gauw ontdekte ik muizenkeutels overal. En aangevreten oude kussens en tenslotte een soort holletje in een oude deken, Floep! Een kleine muis sprong tevoorschijn en rende weg.
Ik stond even verstijfd met de gehavende deken in mijn hand en rende toen naar buiten. Omdat ik mijn idee van onverschrokken bosmens nog niet helemaal los kon laten, ging ik toch weer naar binnen en gooide alle kussens, dekens en ander materiaal naar buiten, een paar flinke huisspinnen vlogen mee. Ik luisterde aan kasten of ik nog meer ongedierte hoorde, geknaag, malende kaken van rupsen of houtkevers… ik had geen idee waar ik op moest letten tot ik plotseling op de deur een enorme kever zag zitten in de kleur van het hout. Oh jee. Zou het een houtkever zijn? Zou de hele hut opgegeten worden door enorme kevers? Ik zocht het snel op in mijn telefoon.
Het was geen houtkever gelukkig. Maar wat was het dan? Na een foto geappt te hebben naar familie en ook de vrienden op Facebook te hebben betrokken , vond de overgrote meerderheid dat het een Meikever was. Enfin.. van mijn idee over mezelf in het verleden is inmiddels weinig meer over. Ik kom op mijzelf eerder over als een enigszins hysterisch stadsmens. Nu ik nog wat langer er over nadenk, weet ik ook weer dat ik vooral door de bossen struinde met mijn pubervrienden die van een heel ander geslacht waren dan ik, wat ik uitermate interessant vond.
ik ben dus meer een Stadsmens dan een bosmens, maar ik ben nu wel snel van alles aan het leren over het buitenleven. Misschien word ik ooit nog wel eens een echt natuurmens. Benieuwd wat eigenlijk het nut is van meikevers, behalve het luchtruim onveilig maken mer hun 8km per uur gezoem en mislukte noodlandingen op de grond.
Geef een reactie