Tijdens de vakantie is het heerlijk om een boek langzaam te lezen en te verwerken. Tijdens festival Geestdrift vorig jaar sprak John Caputo en daarna kocht ik zijn boek. Eindelijk heb ik tijd om me er echt in te verdiepen. Caputo beschrijft in dit boek zijn spirituele reis van het katholieke jongetje in de jaren 50 tot de postmoderne filosoof ‘na de dood van God’ waarbij hij ondanks alles blijft vasthouden aan het koninkrijk van God. Hij is op zoek naar een religie zonder religie en noemt dit ‘de religie van de roos’. Ik probeer in eigen woorden te vertellen wat hij schrijft.
In Blog 1 noemde ik het verschil dat Caputo waarnam tussen de tijd van de economie (het voorwaardelijke) en de tijd van het geschenk (het onvoorwaardelijke). Ik herkende mij vooral in dat economische wat ik spijtig vond en waar ik ook niet helemaal aan toe wil geven. Op Facebook reageerden een paar mensen dat ze vooral de dubbeling herkenden. Het voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gaan samen op. Maar hoe? En hoe op een goede manier? Ik weet dat nog niet. Ik luister eerst naar Caputo’s uitleg over dat onvoorwaardelijke.
“Caputo wil het onvoorwaardelijke beter belichten en gaat daarom in op het onorthodoxe denken over God door de beschrijving van twee gewone maar ook mystieke ervaringen: het geven van een geschenk en het bieden van gastvrijheid. Ik beschrijf in deze blog (en misschien ook wel de volgende) wat hij schrijft over dat geschenk. Een geschenk geven betekent dat je geeft zonder iets terug te verwachten. Geven zonder iets terug te verwachten is verschrikkelijk moeilijk. Ten diepste zit er altijd iets van een ruil in. Het christendom bergt deze gedachte ook.
Het geschenk herbergt een dilemma. Het brengt een gewicht van schuld en dankbaarheid teweeg. Puur geven is een onmogelijkheid, maar deze onmogelijkheid is geen excuus om het niet te doen. Eigenlijk pleit Caputo voor een ‘geest’ van geven, die je bij je draagt. En voor het bewustzijn wanneer je daar op een economische manier mee omgaat. Caputo beschrijft de christelijke ingesleten gedachtengang waarbij God als een soort wrede rechter aan het eind van de aardse tijd, de bokken van de schapen scheidt en als een wrede rechter het gekrijs in de hel onder zich negeert. De liefdevolle God die de hongerigen voedt en de naakten kleed, wordt vaak als volgt verstaan: Als je armen helpt, worden je stoutste dromen na je dood overtroffen. De tekst waarin Jezus vertelt dat Hij die arme is, en Hij in de gevangenis zit, helpt daarbij niet en maakt dat je maar het beste geen risico kunt nemen en zoveel mogelijk geeft. Beide perspectieven zijn economisch. Caputo kan die gedachte niet langer geloven als we willen spreken van een liefdevolle God. God’s naam is een roep om antwoord. Het koninkrijk is ‘het werk’ . ‘Het werk’ is een roep van binnenuit. God begint te bestaan waar we dat beginnen te begrijpen.”
Wat ik mooi vind is de paradox van het onmogelijke waar maken. Geven zonder iets terug te verwachten is onmogelijk, maar dat is geen excuus om het niet te doen. Alleen hoe werkt dat?
Caputo’s verhaal waarbij hij refereert aan Jezus die vertelt dat hij die arme is, en de gevangene is roept herinneringen op. Ik zie mijzelf een aantal jaar geleden in een kerkbank zitten terwijl iemand over die tekst preekt, me zwetend afvragend hoevaak ik Jezus al niet heb laten stikken met al die gevangenen die ik niet bezocht heb. Ik heb geloof ik niet zo zeer de beloning in mijn hoofd gehad, maar het was meer een soort moreel; als je van Jezus houdt zorg je voor de armen. En als je dat niet doet, kwets je God, doe je God pijn. Eigenlijk is het een oud godsbeeld, een beeld van een man met een baard, met daarnaast Jezus, ook met baard. Ik zag er nog een schilderij van in het Catharijne Convent deze week waarbij God (grijs en met baard) als een streng kijkend menselijk persoon Jezus aankijkt en wijst naar de troon rechts van Hem.
Caputo brengt voor mij een nieuw beeld in. Een God die ontstaat vanuit een roep van binnenuit. God’s naam is een roep om antwoord. In het handelen gaat deze God bestaan. Misschien dat deze God daarom ook beter te herkennen is voor mij vanuit mijn hart en mijn huid.
Is er in mij een roep om te geven? Jazeker. Een heel groot en eigenlijk ook heel vrolijk deel van mij geeft met plezier van wat ik in en bij me heb. Ik proef in de woorden van Caputo iets van vrijheid. Herken je dat?
Geef een reactie