Een paar dagen geleden kwam ik een bericht, een gedicht en een afbeelding tegen. Geïnspireerd door een verhaal dat ik opgeschreven heb in de Verhalenkathedraal, heeft Bindert doorgezocht. Hij vond een gedicht en een schilder die hetzelfde verhaal op hun eigen manier vertolkten. En hij schreef er zelf over. Ik mocht het van hem hier publiceren.
St. Kevin and the blackbird
And then there was St Kevin and the blackbird.
The saint is kneeling, arms stretched out, inside
His cell, but the cell is narrow, so
One turned-up palm is out the window, stiff
As a crossbeam, when a blackbird lands
And lays in it and settles down to nest.
Kevin feels the warm eggs, the small breast, the tucked
Neat head and claws and, finding himself linked
Into the network of eternal life,
Is moved to pity: now he must hold his hand
Like a branch out in the sun and rain for weeks
Until the young are hatched and fledged and flown.
*
And since the whole thing’s imagined anyhow,
Imagine being Kevin. Which is he?
Self-forgetful or in agony all the time
From the neck on out down through his hurting forearms?
Are his fingers sleeping? Does he still feel his knees?
Or has the shut-eyed blank of underearth
Crept up through him? Is there distance in his head?
Alone and mirrored clear in love’s deep river,
‘To labour and not to seek reward,’ he prays,
A prayer his body makes entirely
For he has forgotten self, forgotten bird
And on the riverbank forgotten the river’s name.
St. Kevin was een Engelse monnik die op een dag naar het bos ging om te bidden. Hij stond onder de bomen en hief zijn armen omhoog om de zegen van God te ontvangen. Terwijl hij stond legde een vogeltje een ei in zijn hand. Drie weken bleef de monnik toen staan totdat het eitje was uitgebroed.
In de adventstijd, waarin het ook over wachten en verwachten gaat, drijft dit verhaaltje ook vaak bij mij boven. Wachten ervaren wij vooral als last, we willen verder, doorgaan, niet stil staan. Stil staan is achteruitgang. Maar wat als we die stilte nu juist nodig hebben om verder te komen. Wat als stilte niet een last is, maar een zegen?
St. Kevin had kunnen denken: ‘Lekker is dat: vraag je om een zegen, krijg je een vogel in je hand. Schiet nu eens op stomme vogel’. Of hij had hem van zijn hand kunnen schudden: ‘Ga toch weg stomme vogel, ik heb wel belangrijker zaken te doen.’
Maar Kevin laat de vogel zijn gang gaan. Geeft hem de ruimte een nestje te bouwen. Verwondert, volgt hij het aandachtig. Houdt zich heel stil, en wordt van binnen stil. Zijn eigen beslommeringen vallen langzaam van hem af. Een en al aandacht voor deze kleine vogel.
Zo groeit er voorzichtig een verlangen. Er gaat een liedje in zijn hart klinken. Een liedje dat zingt over hoe de wereld zou zijn als we zo voor de wereld zouden zorgen. Met aandacht voor het kleine, het kwetsbare. Er groeit een verlangen in zijn hart naar zo’n wereld. Met zijn grote vingers aait hij over het kopje van de vogel. En met elke aanraking groeit in hem het besef dat er niets belangrijkers is dan dit.
St Kevin vroeg om een zegen van God. Hij kreeg een vogeltje in zijn hand. Misschien was die kleine vogel nu juist de zegen die God aan St Kevin wilde geven.
Geef een reactie