Vandaag rijd ik door de stad met de regenboogprins. Samen op de fiets, langs de Dom, door de Lange Nieuwstraat op weg naar huis. Vrolijk en tevreden allebei, lekker anoniem, zoals altijd. Een gewone moeder met een gewone zoon.
Dan verheft de regenboogprins zijn stem. Een vrolijk ‘ dit is de dag, dit is de dag, die de heer ons geeft..’ schalt over de weg. Een paar voorbijgangers kijken ons aan. ‘O jee’ denk ik. ‘Ze hebben me ontmaskerd.’ Weg anonimiteit.
Ik breek de prins niet af, maar mopper van binnen op de vriendin die dat oude liedje laatst introduceerde tijdens een viering. Mijn gedachten gaan terug naar mijn jeugd, waar een andere vriendin me ooit vertelde dat zij altijd luidkeels psalmen en gezangen zong achterop haar moeders fiets, waarbij haar moeder met een rooie kop van schaamte verontschuldigend wie passeerde groette.
Vroeger was ik verontwaardigd over dat verhaal maar nu begrijp ik er plotseling iets van. En ik begrijp ook dat die verontwaardiging van mij vooral aangeleerd was door de evangelische wereld waar ik op dat moment veel in vertoefde. Daar heerste namelijk de overtuiging dat het evangelie verspreid moest worden, wat toen betekende dat je met een groep mensen op een marktplein ging staan om te zingen en getuigen. De letters P A N I E K stonden iedere keer als ik daarvoor werd uitgenodigd duidelijk op mijn netvlies. Ik vond het verschrikkelijk. Zowel de groepen die ik daar zag zingen, als het idee dat ik ertussen zou moeten staan. Vriendelijk wimpelde ik alle uitnodigingen daartoe af. Naarstig werd met mij gezocht naar andere vormen van evangelisatie, via drama dan? Vriendschapsevangelisatie dan misschien? Ik probeerde het echt wel. Maar ieder tegenargument dat mij in gesprekken gegeven werd vond ik heel plausibel en logisch. Eigenlijk had ik helemaal geen zin om mensen te overtuigen.
Ik bedoel, ik was diep gelovig, maar misschien wel net zo diep ongelovig en ik ben dat denk ik nog steeds. Ik kon jaloers zijn op mensen die zo overtuigd waren van hoe het zat en hoe het bedoeld was met de mensen en de wereld. Langzaam maar zeker leerde ik over mezelf dat wat ik in het openbaar zou zeggen en doen, van binnenuit zou moeten komen, en niet van buitenaf. Dus het eerste wat ik uit mijn systeem gooide was het idee dat ik iemand anders ergens van moet overtuigen wat voor mij zo diep gaat dat het niet zo maar in een paar woorden is uit te leggen. Dat was een goede keuze. Bovendien mag ik nu van mezelf lekker anoniem door de stad en ik vind het heerlijk.
Dus nu de prins vandaag op straat luid zingend evangelische liedjes ten gehore brengt, mij daarbij uit de anonimiteit halend, voel ik me enigszins ongemakkelijk. Maar de prins zingt rustig door en het gezang gaat over in ‘ik ben een bekommerde socialist’ van Cornelis Vreeswijk, waarbij de voorbijgangers mij kunnen herkennen als ‘ouderwetse socialist of hippie’ en tenslotte komen we weer in mijn comfortzone met ‘ik oogst en ik zaai, ik ontwikkel en ik draai, pure vreugd is wa’k verschaf, kom met me dansen op m’n graf’’ van Typhoon. Gelukkig , ik ben weer een moderne yup, een gelovige, dat wel, en okay, ook een beetje socialistisch.
Haha herkenbaar! Mijn 8 jarige dochter zong bij de kassa van D**k: ‘ k zal van de deugd der milde goedheid zingen. Van t heilig recht der strenge rechtsgedingen enz.. ‘ psalmberijming 1773.Ik heb haar toch maar liefdevol de mond gesnoerd met iets lekkers geloof ik
Mooi verhaal!