Gisteravond liep ik om 19.45 de hogeschool in waar ik werk. In de hal liepen her en der wat verdwaalde docenten en studenten die nog aan de slag waren. Ik liep door naar onze eigen Starbucks. Aan een aantal tafeltjes zat een groep studenten en docenten. Ik was uitgenodigd voor een nieuw initiatief. Niet voor studiepunten, niet voor geld, maar gewoon omdat mensen er zin in hadden. Een filosofie-groep.
Deze avond stond het boek ‘De zin van het bestaan’ van Victor Frankl centraal. Ik werd deelgenoot van een boeiend gesprek.
Frankl, die jarenlang in een concentratiekamp doorbracht kwam uiteindelijk tot de conclusie dat hij bleef leven omdat hij een doel in het leven had: zijn vrouw terugzien en zijn manuscript schrijven.
De vrouw die de avond had voorbereid vroeg ons: Wat herkennen we eigenlijk in Frankl? In hoeverre sturen onze ervaringen ons in wat we als zinvol ervaren? Hebben we zelf een doel in het leven? Wat is werkelijk waardevol?
Ik voel me altijd enigszins verlegen als ik mijn eigen leven vergelijk met dat van iemand die in een concentratie-kamp heeft gezeten. Ik ken zo’n groot en diep lijden niet. Tegelijk weet ik dat ik mijzelf de vraag die Frankl stelt, ook regelmatig stel. Waartoe leef ik?
We zaten daar met een groepje mensen dat elkaar een beetje of helemaal niet kende. Toch kwamen al snel de diepere drijfveren op tafel. Waarom leven we? Om te genieten? Omdat we bang zijn voor het niet-leven? Leven we voor mensen? Voor God? Omdat we niet weten wat er hierna is? Het mysterie van ons bestaan hing als een wolk boven de tafel waarop chips en wijn uitgestald lagen.
Naast de vragen naar het mysterie kwamen de ervaringen naar voren. Ervaringen van pijn. Lijden zet ons stil kortere of lange tijd stil. Of we dat nu willen of niet. Allerlei keuzes dringen zich aan ons op. De keuze om de pijn te negeren of juist te accepteren. De keuze hoe we de mens willen zien en duiden. De keuze om ons terug te trekken of juist in gevecht te gaan. De keuze om na te denken over God en over hoe hij wel of niet aanwezig is in onze wereld.
Jan Willem, mijn zeer gewaardeerde collega vertelde dat Frankl tijdens een therapie vaak bij het eerste gesprek aan zijn cliënten vraagt: Heb je wel eens nagedacht over uit het leven stappen?
Ik zie mijzelf plotseling weer boven op een steile berg staan in Slovenië. Ik was op een conferentie van een internationale jongerenbeweging. Het was Februari. Ik was down in die periode. Er was veel misgegaan in mijn leven en ik liep door de bossen in dat verre land alleen, koud en misselijk. Ik bedacht me dat ik net zo goed dood kon zijn. Ik dwaalde daar door die bossen totdat ik plotseling struikelde boven op die steile berg. Een moment lang staarde ik in de diepte langs de helling. Ik merkte een enorme reflex in mij. Mijn lichaam deed alles om niet de diepte in te storten. ‘Ik wil helemaal niet dood.’ Flitste door me heen. ‘Ik wil leven!’
‘ Ik wil liever eenzaam en ongelukkig leven met anderen dan in mijn eentje van een berg af storten en alleen sterven.’
Het was een bijzonder moment. Het markeerde mijn levenslust en mijn liefde voor de mensen. Het zorgde er ook voor dat ‘lijden’ erbij ging horen als iets waar ik niet voor weg kon lopen als ik wilde blijven leven.
‘Lijden heeft mij geholpen om te worden die ik ben. Ik leef voor de mens en de mens ben ik.’ Ik kwam vanuit mijn overpeinzing weer terug in het gesprek en hoorde de woorden van de bijzonder vriendelijke jonge man naast mij. De laatste zin bleef bij me terwijl het gesprek zich verder ontplooide. Ik leef voor de mens en de mens ben ik. Mooi vond ik deze mens die naast me zat. Ik genoot. Mijn lijfspreuk schoot door me heen: Niets boeit mij zo als de mens, die wondere worm mens, die kruipt en vecht om vleugels te hebben.
Waartoe leef ik? Om lief te hebben. Om liefde te ontvangen. Om het goede te doen. En terwijl ik liefheb en de goede dingen kies zijn er momenten dat ik vlieg! Gisteravond gebeurde het allemaal. Er werd gekropen, er werd gevochten en er waren momenten dat we vlogen. Met een warm gevoel in mijn lijf, ging ik naar huis waar mijn lief mij begroette met een kus en waar een klein hoestend jongetje wakker was gebleven totdat ik weer thuis was.
Geef een reactie