In een witte villa in Dalfsen zit ik op een houten stoel, terwijl Anne-Marth en Roy trouwen, Een van de getuigen spreekt en zegt dat mensen als ze veel met elkaar optrekken, steeds meer op elkaar gaan lijken. Hij eindigt zijn korte speech met de vraag; en als jij dan over 20 jaar in zijn gezicht kijkt; wie zie je dan?
De vraag raakt me direct en zonder enig pardon. Ik denk aan mijn lief en aan zijn gezicht en wat ik zie als ik hem in de ogen kijk. Ik word er plotseling verlegen van. Als ik ben, wat ik zie in hem, dan mag ik heel tevreden zijn.
Ik keer met mijn gedachten terug naar de ceremonie. Het gaat nu over jezelf blijven, van jezelf houden, zodat je ook van de ander kunt houden.
Hoe verhouden die twee kanten zich tot elkaar? Met elkaar vervlechten en op elkaar lijken is misschien een natuurlijke wetmatigheid, maar hoe je dat doet, daar kun je misschien in kiezen? Kiezen om een eigen ik te blijven in het span dat je vormt, zodat je met voldoende distantie naar jezelf en de ander kan blijven kijken? Trouwen is een spannende levensleuze. Ik wens dat Anne Marth en Roy elkaar steeds eigen en open in de ogen blijven kijken en dat ze getroffen zijn door wat ze daar zien. Ken je mij?
Het liedje van Huub Oosterhuis gezongen door Trijntje; Ken jij mij?
Geef een reactie