Ik heb hard gefietst om op tijd bij de kapper te zijn. Daar aangekomen zet ik mijn fiets op slot en begeef me snel richting de deur van de kapper. En daar in die paar seconden tussen het dichtdoen van mijn slot en de deur van de kapper gebeurt het: vanuit mijn ooghoek neem ik hem waar. Een beetje ouderwets geklede man met twee ogen die mij onrustig aankijken en die mij vragen niet te weigeren wat hij heeft te bieden. Het volgende moment zie ik mij het blaadje dat hij in zijn hand heeft aannemen. “De wachttoren” zie ik er op staan.
Waarom deelt hij het uit? Aan zijn blik te zien deed hij het niet met plezier. Waarom neem ik het aan? Alleen door de blik in zijn ogen. Uit medelijden vrees ik. In de loop van de jaren heb ik mij redelijk weten te wapenen tegen collectes, verkopers, smaaktesten, evangelisten, organisaties waar ik lid van zou moeten worden:
Ik heb thuis mijn eigen krant en goede doelen gekozen.
Ik kijk de straatverkopers niet aan en loop hard voorbij.
Ik zeg vriendelijk nee als iemand mijn tijd in wil pikken.
Ik heb losse euro’s op zak voor collectes, straatnieuws en muzikanten.
Behalve… In onbewaakte ogenblikken als ik even ongewapend ben. Dan koop ik rare kaarten door verstandelijk beperkten ‘samengesteld’. Of word toch maar tientjeslid van een organisatie. Mijn lief heeft wel eens de deur dichtgeslagen voor een ‘groene energieverkoper’ toen ik die heel geinteresseerd stond aan te horen en al bijna overstag was. Gelukkig had ik nu alleen nog maar een krantje.