We zitten in de auto. Mijn vader voorin, mijn moeder naast hem, de hond tussen haar benen op de grond. Mijn zusje en ik achterin. Zo ging het mijn hele kindertijd.
Het is lang geleden dat we met z’n vieren in de auto zaten. Maar vandaag is dat anders. Alleen is de volgorde veranderd. Ik zit aan het stuur. Mijn vader zit naast me, zijn wandelstok tussen zijn benen geklemd. Mijn zusje is bedreven in het inklappen van rollators en legt die achter in de auto. Ze stapt daarna naast mijn moeder op de achterbank. We gaan kijken naar een appartement in een verzorgingshuis.
Mijn vader dementeert en heeft daarnaast zoveel lichamelijke zorg nodig, dat mijn 87-jarige moeder het niet meer volhoudt. Het is onvermijdelijk.
Mijn vader gaat in een verzorgingshuis wonen.
Als we de kamer bekijken word ik een beetje down. het is net een ziekenhuiskamer. Gelukkig laten al snel wat bewoners hun ruimte zien, waardoor ik zie dat er voor iedereen een eigen plek gemaakt is, met eigen spullen. De verzorgenden zijn vriendelijk en de acht vrouwen en de ene man die er nu wonen, heten ons welkom. De huiskamer is gezellig. Het doet me goed dat hij in een soort woongroep komt te wonen.
Mijn vader vindt het ook best mooi, maar als hij de éénpersoonsbedden ziet vraagt hij verschrikt ‘maar waar komt mijn vrouw dan te wonen?’ Hij is al weer vergeten hoe het zal gaan.
Als we even uitrusten beneden in de hal voor we het pand verlaten pakt mijn zusje mijn vaders hand. ‘Papa, jij gaat hier alleen wonen. Mama kan niet langer voor jou zorgen, zij blijft thuis wonen.’ Mijn hart krimpt een beetje in elkaar. Na al die jaren samen, gaan ze nu apart verder. ‘Oh’ hoor ik mijn vader zeggen. ‘Ik ben benieuwd wat zij daarvan vindt. ‘ Hij kijkt naar mijn moeder. Zij geeft geen antwoord.
Geef een reactie