‘Er zit een puistje op je ooglid’ mijn lief kijkt me verbaasd aan. Een beetje geschrokken voel ik voorzichtig aan mijn oog. Het is daar inderdaad wat gevoelig. Ik loop naar de spiegel en kijk er in. Ja, het is waar. ‘Een scheetje’ zeg ik. Lief kijkt me nogmaals verbaasd aan. Plotseling bevind ik me in het verleden. Met mijn ontstoken ogen zat ik bij de huisarts en kreeg even later een zalfje mee. Zo om de paar maanden ontstoken mijn ogen. Mijn moeder zei als het er uit zag zoals nu: ‘Het is alleen maar een scheetje. Dat gaat waarschijnlijk zonder zalf wel weer over.’ Ik kijk naar lief en zeg:’ja, een scheetje. Zo noemden wij dat vroeger. Het gaat vanzelf weer over denk ik.’
Hoe het zit met zeker weten
Sinds de regenboogprins ons huishouden heeft versterkt leert hij mij nadenken over van alles. Zo is het ‘zeker weten’ voor hem een belangrijke graadmeter of iets wel of niet zo is. En ben ik daarin een lastige gesprekspartner omdat ik allerlei woorden aan dat zeker weten heb geknoopt. ‘Ik weet het eigenlijk wel zeker. Ik denk dat ik het zeker weet. Dat is waarschijnlijk wel zeker. Ik kan het niet met 100% zekerheid zeggen, maar ik denk dat het wel zo is.’ Met deze zinnen wordt de regenboogprins herhaaldelijk geconfronteerd. Hij vraagt dan, geheel terecht, of het antwoord nu ja of nee is. Weet ik het zeker? Of weet ik het niet zeker?
Wehe den Hoorn
We rijden over de weg naar Lauwersoog. Die weg die ik al mijn hele leven ken. Daar is de benzinepomp. Daar is de afslag en daar zoeft het dorp voorbij. Kun je keren? Vraag ik na vijf minuten aarzelen. Mijn lief draait welwillend om en onder luid protest van pleegzoon op de achterbank, de reis duurt al zo lamg, rijden we terug. Lees verder →
Nooit meer W.G. Van der Hulst?
Toen ik klein was zat ik samen met mijn zusje op het bed en luisterde naar de stem van mijn vader of moeder terwijl zij voorlazen uit ‘Bruun de beer’. Waar twee grote broers per ongeluk de knuffelbeer Bruun van hun zusje uit het raam hadden gegooid. De beer bleek uiteindelijk op een paal in het water van de gracht te zitten. Ik voelde me medeschuldig met die broers om wat ze gedaan hadden. Later, toen ik zelf kon lezen verslond ik alle verhalen van Rozemarijntje. Met kerst hoorde ik het verhaaltje van ‘twee domme kindertjes’ en ook daar voelde ik mij medeschuldig. Hoe hadden die kindertjes zo dom kunnen zijn. Toen ik groot was dacht ik verlost te zijn van WG van der Hulst.
Maar ja.. Lees verder →
Bom d’r op!
Er was eens een vrouw. Een leuk mens. Een open mens. Ze was onderwijzeres. Eerst in een school en later, toen iedereen moest vluchten, gaf ze les in een kamp; ergens in een souterrain. De omstandigheden waren niet ideaal. Er waren papieren en potloden, er was krijt, maar dat was het dan. De kinderen echter bleven lachen en komen, dus de lerares bleef ook komen. Veel moeders probeerden jurkjes en truitjes te breien en daarna te verkopen om spullen voor ‘de school’ te kunnen kopen. De lerares sprak na haar lessen met hen. Ze luisterde naar verhalen over verkrachtingen en plunderingen. Ze sprak met de moeders, de vrouwen, de kinderen. Ze bad met ze. Ze was van grote waarde voor haar gemeenschap. Ze bracht hoop. Toen viel er een bom op het souterrain. Zeven kinderen en de lerares overleden.